Gezondheidsklachten die geen naam hebben

Huisarts Luc de Vries opent met een indrukwekkend verhaal uit zijn praktijk. Hij ziet patiënten met onverklaarbare vermoeidheidsklachten, afwijkingen in het bloed, en verontrustende patronen die steeds terugkomen – opvallend vaak bij mensen uit het landelijke gebied die blootgesteld zijn geweest aan bestrijdingsmiddelen. “Er zijn ziektes waar ik nog nooit van had gehoord,” geeft hij in zijn presentatie aan. Hij ziet wat er speelt, maar kan zelf geen gericht onderzoek doen naar de relatie tussen ziekte en bestrijdingsmiddelen. "7 op de 10 mensen heeft bestrijdingsmiddelen in het bloed, maar we kunnen er onvoldoende verder onderzoek naar doen.”

De medische effecten van de invloed van bestrijdingsmiddelen zijn lastig te bewijzen. De Vries wil graag de mogelijkheid hebben om onderzoek te doen. Zijn oproep is helder: geef artsen en onderzoekers de ruimte om hun werk te doen. De wetenschap is voorzichtig, maar het voorzorgsprincipe, voorkomen is beter dan genezen, zou leidend moeten zijn.

Biologische landbouw

Over biologische landbouw komt Jan Overesch aan het woord. Jan is biologische boer uit Overijssel. Met zijn boerderij laat hij zien dat het ook anders kan. Waar zijn bedrijf ooit regulier was, besloot hij in 1994 een andere koers te varen. Nu runt hij een biologisch-dynamisch bedrijf met varkens, granen en groente. “Het voordeel van een biologische teelt is dat er minder mest wordt geproduceerd en gebruikt, een rustige groei van gewassen en daardoor is de groente ook langer houdbaar. Als je biologisch teelt dan teel je verschillende gewassen tegelijk”, aldus Overesch.

Zijn bedrijf werkt zonder bestrijdingsmiddelen, maar met slimme technieken als camera-gestuurde schoffels en groenbemesters. Daarnaast leren leerlingen van een basisschool in de slowtuin waar hun voedsel vandaan komt. Het is een hoopgevend verhaal. Jan geeft aan dat het ook een kwetsbaar verhaal is. Jonge boeren zien vaak geen heil meer; loonwerkers werken met veel meer mest. “Ze krijgen op school nog altijd les in het spuiten van bestrijdingsmiddelen, niet in schoffelen. Boeren willen wel veranderen, maar moeten weten hóé.”

Provinciaal perspectief

Vanuit de provincie Overijssel spreekt Wicher Wolbers over de rol van het provinciebestuur. Hij benoemt dat er zorgen zijn over waterkwaliteit en natuur. Bij 90 procent van de meetpunten in het water worden resten van gewasbeschermingsmiddelen aangetroffen. “75% daarvan zit in het oppervlaktewater.” Een causaal verband tussen het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de vondst van deze resten in het water is lastig vast te stellen, maar de signalen zijn er dat dit causale verband bestaat.

Ook kwetsbare locaties zoals woningen, scholen en ziekenhuizen komen ter sprake. De provincie zet in op samenwerking met deze locaties en kijkt ook naar technische innovaties zoals precisielandbouw. “Maar die is nog volop in ontwikkeling”, vertelt Wolbers. Vanuit de provincie start nu een programma dat in 2025 moet worden uitgebreid. Via dit programma kan de provincie afspraken maken over bestrijdingsmiddelen, maar ook bemiddelen tussen betrokken partijen.

Panel
In het eerste panelgesprek wisselen de sprekers en aanwezigen gedachten uit over verantwoordelijkheid, handhaving en mogelijke oplossingen. Zo wordt gesproken over het betrekken van jagers bij monitoring, over het verbeteren van voorlichting en over de rol van consumenten in het systeem.

Wetenschap en systeemdenken

Na de pauze brengt Nico van den Brink, hoogleraar milieutoxicologie, het grotere plaatje. Hij legt helder uit hoe pesticiden worden toegelaten in Europa: per stofje, per toepassing. Hij wijst erop dat het toelatingssysteem werkt met gescheiden ‘silo’s’: Er is toetsing op effecten op zoogdieren, vogels en planten. Maar: “De samenhang tussen de silo’s is te slecht,” zegt hij. “Zouden we naar mengsels moeten kijken? Dat zou heel fijn zijn, maar we hebben een gebrek aan kennis op dit gebied. Het is moeilijk om dit in een standaardtoetsing mee te nemen.” 

De associatie tussen pesticiden en ziekten als Parkinson krijgt volgens Van den Brink steeds meer aandacht. “Causaliteit is lastig vast te stellen, maar de associaties zie ik wel degelijk.” Zijn conclusie is scherp: “We weten genoeg om voorzichtig te zijn. En daar hebben we het voorzorgsprincipe voor uitgevonden.”

Praktijk en toezicht

José van Bijsterveldt, domeinregisseur gewasbescherming bij de NVWA, vervolgt met een blik op het toezicht op bestrijdingsmiddelen. Ze laat zien hoe versnipperd het toezicht is, er zijn veel organisaties die een eigen rol hebben: “Er zijn verschillende soorten inspecties met verschillende soorten handhavingsinstrumenten, zoals de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom,” vertelt van Bijsterveldt. “Wanneer we vaker overtredingen zien dan kan de dwangsom geïnd worden bij herhaling.”

Het ministerie heeft voor enkele teelten vrijstellingen gegeven voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Opvallend is dat de naleving rond het gebruik van deze middelen slechts rond de 70% ligt. “Als er zo’n lage naleving is, moet je het dan nog wel willen vrijstellen?” De pakkans bij overtredingen is laag: er zijn meer dan 50.000 agrarische bedrijven, en maar enkele tientallen inspecties per jaar. Ze benadrukt dat ook daarom handhaving alleen niet voldoende is. “Je hebt wetgeving én gedragsverandering nodig.”

Ruimtelijke ordening als sturingsinstrument

Niels Koeman sluit als specialist in omgevingsrecht het inhoudelijke programma af met een juridisch perspectief. Hij bespreekt hoe ruimtelijke ordening kan worden ingezet als instrument om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te reguleren. “In de jurisprudentie is een bufferzone van 50 meter tussen gevoelige functies, zoals woningen, en agrarisch gebruik niet vreemd,” stelt hij. Het omgekeerde geldt ook: “Het is betrekkelijk simpel om een bufferzone in te stellen als één van de twee functies er nog niet is. Op het moment dat beide functies er al zijn dan wordt het invoeren van bufferzones veel spannender."

Volgens Koeman is een vastgestelde causale relatie tussen bestrijdingsmiddelen en gezondheidsschade niet per se nodig om regels te stellen. “Als je maar onderbouwd kunt uitleggen dat functies niet direct op elkaar moeten worden gelegd.” De nieuwe Omgevingswet biedt hierin meer ruimte dan voorheen: “bestaand gebruik kan nu worden wegbestemd, of gebruik van beschermingsmiddelen kan worden verboden.

Hierbij is volgens hem wel een juiste onderbouwing noodzakelijk, en gaat het uiteindelijk om een politieke afweging van voors en tegens. “Nadeelcompensatie is dan mogelijk aan de orde, maar ook dat hoort bij een zorgvuldige afweging.”

Een gemeenschappelijk besef

De middag eindigt met een tweede panel waarin vragen uit de zaal het gesprek verder aanzwengelen. Hoe zit het met de nadeelcompensatie? In hoeverre moet je rekening houden met historische bedrijfsvoering? En zijn er al alternatieven voor pesticiden in ontwikkeling? Die zijn er, maar ze worden vaak gebruikt tot aan de toegestane risicogrens. Er zijn wel alternatieven voor specifieke soorten middelen, die je dus specifiek in kunt zetten. Er klinkt urgentie, maar ook bereidheid tot samenwerking. Alleen samen – boer, arts, wetenschapper en overheid - kunnen we richting een gezondere leefomgeving.

De fracties van PvdA en GroenLinks Overijssel kijken heel tevreden terug op deze bijeenkomst. We zagen interessante bijdragen en een aandachtig publiek. Met veel plezier hebben we deze bijeenkomst georganiseerd, en nu gaan we verder met de opbrengsten. Binnenkort bespreken we de landbouwvisie en ook de Provinciale Omgevingsvisie komt eraan. Deze bijeenkomst helpt ons zeer om daar een beter onderbouwde inbreng te kunnen hebben. Bedankt voor uw komst!